(31-10-2016) OZB-tarief bij woon/werkpanden
Gemengde panden zijn die WOZ-objecten waarin gewoond wordt, maar die daarnaast ook nog een andere functie hebben. Gedacht kan worden aan woon-winkelpanden of agrarische objecten. Wanneer de andere functie van ondergeschikt belang is en het WOZ-object hoofdzakelijk wordt gebruikt voor woondoeleinden, dan wordt het WOZ-object aangemerkt als woning. Dit is het geval wanneer meer dan 70% van de waarde van het WOZ-object betrekking heeft op het woondeel.
In de Gemeentewet is geregeld dat de afschaffing van de OZB-gebruikers voor woningen ook betekent dat, bij bedrijfspanden waarin ook gewoond wordt, de waarde van het woondeel buiten aanmerking gelaten moet worden, bij het bepalen van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting van de OZB. De waarde van dit woondeel wordt daarmee buiten aanmerking gelaten in de heffingsmaatstaf voor de gebruiker, terwijl dit gebruikersdeel wel hoort tot de heffingsmaatstaf voor de eigenaar (en tot de WOZ-waarde).
Voor deze gemengde panden waarbij het woondeel buiten aanmerking moet blijven bij de gebruikersbelasting, verandert er niets aan de WOZ-objectafbakening en de WOZ-waarde.
Ook de heffingsmaatstaf voor de OZB-eigenaren verandert niet: Tarief op basis van Niet-woningen. Maar bij het bepalen van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting wordt het woondeel buiten aanmerking gelaten. Met de volgende 3 voorbeelden wordt de situatie helder.
Voorbeeld 1
Er is een akkerbouwbedrijf met een WOZ-waarde van € 300.000. De WOZ-waarde blijft gelijk en voor de OZB-eigenaren geldt deze WOZ-waarde als heffingsmaatstaf. De waarde van het woondeel is € 225.000. Omdat meer dan 70% van de waarde betrekking heeft op het woondeel, wordt de gehele onroerende zaak aangemerkt als woning. De OZB eigenaren wordt geheven naar het woningtarief en er wordt geen OZB-gebruikers aanslag opgelegd.
Voorbeeld 2
Er is een woonwinkelpand met een WOZ-waarde van € 750.000. Voor de OZB voor de-eigenaar geldt deze WOZ-waarde als heffingsmaatstaf. Het woondeel heeft een waarde van € 250.000. Omdat minder dan 70% van de waarde betrekking heeft op het woondeel, geldt het niet-woningtarief. Er wordt wel een OZB gebruikersaanslag opgelegd en de waarde van het woondeel (€ 250.000) wordt buiten aanmerking gelaten. De heffingsmaatstaf voorde OZB gebruikers niet-woningen is dan € 500.000.
Voorbeeld 3
Er is een tuinbouwcomplex met een WOZ-waarde van € 2.500.000. De WOZ-waarde blijft gelijk. Omdat de cultuurgrondvrijstelling van toepassing is, wordt de waarde van de tuinbouwkassen buiten aanmerking gelaten bij de heffing van de OZB-eigenaren. Voor deze OZB-eigenaren is de heffingsmaatstaf bijvoorbeeld € 1.000.000. Het woondeel vertegenwoordigt een waarde van € 400.000. Omdat minder dan 70% van de waarde betrekking heeft op het woondeel, geldt het niet-woningtarief. Er wordt ook een OZB-gebruikers aanslag opgelegd maar naast het buiten aanmerking laten van de tuinbouwkas, moet hiervoor ook de waarde van het woondeel (€ 400.000) buiten aanmerking gelaten worden. De heffingsmaatstaf voor de OZB gebruikers niet-woningen is dan € 600.000.