(24-10-2019) Overzicht ruimtelijke discussiepunten zonneparken

Bron: dirkzwager.nl

Het zonnepark Daalkampen is een gecoördineerd project, waarbij ook een omgevingsvergunning heeft verleend voor het windpark. Een omwonende is tegen het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning omdat hij vreest dat het zonnepark zijn woongenot zal aantasten en dat er sprake is van gezondheidsrisico’s. Verder zijn er volgens hem geschikte alternatieve locaties, is er geen draagvlak voor het plan en zal het zonnepark de omgeving aantasten.  Ten aanzien van het zonnepark Exloo stellen de Natuur- en Milieufederatie Drenthe en Stichting Het Drentse Landschap dat dit park niet binnen de regels en beleid van de provincie en de gemeente past, dit project zal leiden tot aantasting van het landschap en is het niet financieel economisch uitvoerbaar. Alle beroepsgronden sneuvelen.

 

Overzicht

Omdat in procedures tegen nieuwe zonneparken vaak dezelfde soort beroepsgronden worden aangevoerd geven de uitspraken van 23 oktober 2019 (inzake Daalkampen en Exloo respectievelijk ECLI:NL:RVS:2019:3580 en ECLI:NL:RVS:2019:3591) een aardig beeld hoe de Afdeling dit soort argumenten benadert. Voor initiatiefnemers van zonneparkprojecten en bevoegde gezagen geeft dit overzicht een aantal handvatten (a t/m i) om rekening bij te houden bij de planvorming.

 

Alternatieven voor Daalkampen (a)

Over de door de omwonende genoemde alternatieven heeft de raad nader toegelicht dat hij heeft gekeken naar verschillende locaties, maar dat de locatie Daalkampen als beste naar voren kwam. De raad heeft ter zitting toegelicht dat niet is gekozen voor de gronden van de voormalige vuilstort, omdat de eigenaar van de gronden van de voormalige vuilstort geen medewerking wil verlenen aan een zonnepark. Verder heeft de raad ter zitting toegelicht dat er in 2012 al plannen waren voor een tijdelijke inrichting van het plangebied met zonnepanelen. Deze plannen zijn bij de provincie Drenthe kenbaar gemaakt en in het kader hiervan heeft de provincie in 2014 door een ruimtelijke verkenning op laten stellen voor het realiseren van zonneparken in Drenthe. In deze verkenning is de locatie Daalkampen positief beoordeeld als mogelijke locatie voor een zonnepark. De provincie heeft de ruimtelijke verkenning overgenomen in haar beleid. Daarmee heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling voldoende gemotiveerd waarom niet gekozen is voor de voorgestelde alternatieve locaties.

 

Draagvlak (b)

De Afdeling ziet in het gemeentelijke beleid niet een harde randvoorwaarde neergelegd waaraan de consequentie is verbonden dat het plan niet mag worden vastgesteld als draagvlak of een vorm van participatie ontbreekt. In dit beleid staat onder meer dat het inrichten van grootschalige zonneparken maatschappelijke effecten heeft en dat gelet hierop draagvlak bij omwonenden van het zonnepark essentieel is. Een van de beoordelingsaspecten voor initiatieven is dat er een breed draagvlak moet zijn bij omwonenden.

De initiatiefnemer moet aantonen voldoende te hebben geïnvesteerd in het verkrijgen van dit draagvlak. Het beleid brengt volgens de Afdeling (slechts) de wens tot uitdrukking dat voldoende maatschappelijk draagvlak wordt verkregen alsmede de wens inwoners te laten participeren bij de planvorming, een wens waarvan de realisering primair op de weg van de initiatiefnemer is gelegen. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat hij zich inspanningen getroost om voldoende draagvlak te verwerven en participatie mogelijk te maken.

Vaststaat dat de initiatiefnemer met het oog op het verwerven van draagvlak informatieavonden heeft georganiseerd voor omwonenden, alle belangstellenden via e-mail en een website op de hoogte heeft gehouden van ontwikkelingen rond het initiatief. Daarnaast heeft de initiatiefnemer onder meer aangeboden de aangrenzende bewoners van het voorziene zonnepark tegen een goedkoper tarief van zonnepanelen te voorzien. De Afdeling is dan ook van oordeel dat de initiatiefnemer zich voldoende heeft ingespannen bij het bevorderen van draagvlak en participatie en dat het plan in zoverre niet in strijd met het gemeentelijke beleid is vastgesteld.

 

Landschappelijke inpassing en openheid (c)

De landschappelijke inpassing is geborgd met een voorwaardelijke verplichting, waarin is vastgelegd dat een zonnepark uitsluitend is toegestaan als de gronden binnen 24 maanden na verlening van de omgevingsvergunning zijn ingericht en ingepast conform het landschapsinrichtingsplan dat als bijlage bij de planregels is gevoegd. Daarnaast staat in de planregels dat het zonnepark uitsluitend is toegestaan als de inrichting en inpassing van de gronden in stand wordt gehouden conform het hetzelfde landschapsinrichtingsplan. In dit landschapsinrichtingsplan is onder meer opgenomen dat de volwassen bomen tussen de woningen van de inwoners van de wijk Daalkampen en het voorziene zonnepark behouden blijven, langs de oostrand van het voorziene zonnepark heesterbeplanting komt en dat slechts een maximaal aantal hectares van het totale plangebied mag worden ingericht met zonnepanelen.

Vast staat dat het plan gevolgen heeft voor het open karakter van het landschap rondom de wijk Daalkampen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het open karakter niet zodanig wordt aangetast door het plan dat de raad hieraan een doorslaggevend belang had moeten toekennen.

Van belang hierbij is dat in de planregels de maximaal toegestane bouwhoogte van zonnepanelen 2 meter bedraagt, de zonnepanelen en de hekwerken op 1,5 meter zichthoogte zullen zijn gesitueerd en dat het plan een voorwaardelijke verplichtingen bevat dat langs de randen van het plangebied heesterbeplanting met een maximale hoogte van 2,5 meter in stand moet worden gehouden.

 

Gezondheidsrisico’s (d)

De GGD heeft geadviseerd om een zonnepark zodanig in te richten dat het elektromagnetische veld ter hoogte van woningen niet hoger is dan 0,4 microtesla. In het GGD-advies staat dat indien een woning op meer dan 1,5 tot 4 m van een transformatorhuisje staat, de jaargemiddelde magnetische veldsterkte in de woning lager zal zijn dan 0,4 microtesla. Bij ondergrondse hoogspanningskabels is de afstand tot waar het magneetveld langdurig sterker is dan 0,4 microtesla tussen de 5 en 15 meter. Verder staat in het GGD-advies dat deze afstand bij overige ondergrondse midden- en laagspanningselektriciteitskabels veelal beperkt is tot niet meer dan 1 meter. Volgens de Afdeling heeft de raad aansluiting mogen zoeken bij het GGD-advies. Blijkens de verbeelding is de afstand tussen het plangebied en de woning van omwonende ongeveer 70 m. Voor deze woning wordt daarmee ruim voldaan aan de richtafstanden uit het GGD-advies en zal de jaargemiddelde magnetische veldsterkte in de woning lager zijn dan 0,4 microtesla.

 

Schitterhinder (e)

In de plantoelichting van het plan staat dat de werking van de voorziene zonnepanelen is gebaseerd op het opvangen van zonlicht en dat de zonnepanelen zelf geen lichtbron vormen. Lichthinder wordt dan ook in zoverre niet verwacht. Verder staat in de plantoelichting dat vanwege de volwassen boombeplanting langs de randen van het plangebied een ruim stuk grond rondom de opstelling van de zonnepanelen wordt vrijgehouden. De afstand tot de dichtstbijzijnde wegen is daarmee relatief groot.

Daarnaast wordt het park door landschappelijke inpassing waar mogelijk aan het zicht onttrokken. Voorts staat in de plantoelichting dat de panelen worden geplaatst in een zuidopstelling onder een relatief kleine hoek van 12,5 graden en dat daarmee van onevenredige hinderlijke reflectie en lichthinder naar verwachting geen sprake zal zijn. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de omwonende niet onderbouwd in welk opzicht de raad geen rekening heeft gehouden met schitterhinder.

 

Ladder voor duurzame verstedelijking voor Exloo (f)

Natuur- en Milieufederatie Drenthe en Stichting Het Drentse Landschap voeren ten aanzien van het zonnepark in Exloo aan het niet eens te zijn met de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:178), waarin is geoordeeld dat een zonnepark geen stedelijke ontwikkeling is waarop de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is. Zij stellen dat een zonnepark naar zijn aard relatief veel ruimte in beslag neemt, terwijl de Ladder is opgesteld met het oog op een zuinig ruimtegebruik. De Afdeling is snel klaar met deze beroepsgrond: evenals in de uitspraak van 23 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:178) komt de Afdeling tot het oordeel dat een zonnepark zoals hier aan de orde geen stedelijke ontwikkeling is, omdat een zonnepark naar zijn aard niet kan worden aangemerkt als een stedelijke voorziening. Dit betekent dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

 

Provinciale Zonneladder (g)

De Afdeling gaat niet mee in de stelling dat het zonnepark al strandt bij trede 1 van de zonneladder; de productie van zonne-energie wordt zo mogelijk gerealiseerd met behulp van gebouwgebonden installaties. In de plantoelichting staat ten aanzien van trede 1 dat op één na alle agrariërs uit de gemeente Borger-Odoorn al zonnepanelen op hun daken hebben liggen en dat gelet op de omvang van het provinciale en gemeentelijke streven naar een uitbreiding van zonnestroom het volgens de raad niet volstaat om alleen het dakoppervlak te gebruiken voor het opwekken van zonne-energie. Daarnaast heeft de raad toegelicht dat de gemeente geen eigenaar is van de door appellanten ter zitting genoemde daken en dat de raad derhalve de aanleg van zonnepanelen op die daken in zoverre niet kan sturen. De door de raad beoogde productie van zonne-energie kan dus niet uitsluitend worden gerealiseerd met behulp van gebouwgebonden installaties en daarmee is trede 1 doorlopen.

Bij toepassing van trede 2 (grondgebonden zonne-installaties op maaiveld in bestaand stedelijk gebied) is gemotiveerd dat het stedelijk gebied van de gemeente bestaat uit kleinschalige dorpskernen en dat de mogelijkheden om binnen die dorpen in grootschalige zonneparken te voorzien met dezelfde omvang als in het bestreden plan niet aanwezig zijn. Er zijn geen grootschalige locaties voor bedrijventerreinen of woningbouw beschikbaar die op korte of middellange termijn geen invulling krijgen en eventueel een alternatieve locatie zouden kunnen bieden, waarmee naar het oordeel van de Afdeling trede 2 is doorlopen.

Uit trede 3 van de zonneladder volgt dat grondgebonden zonneparken buiten bestaand stedelijk gebied alleen op een positieve houding kunnen rekenen wanneer de initiatieven voorzien zijn van een breed maatschappelijk draagvlak en kunnen rekenen op betrokkenheid vanuit de directe omgeving. Naar het oordeel van de Afdeling is in trede 3 tot uitdrukking gebracht dat van de initiatiefnemer wordt verwacht dat hij zich inspanningen getroost om voldoende draagvlak te verwerven en participatie mogelijk te maken. Aan die inspanningsplicht is o.a. door middel van een optievergoeding en postcoderoos volgens de Afdeling voldaan.

 

Landschap (h)

Appellanten beroepen zich op een visiedocument, welke is opgesteld door het Drentse Landschap, Natuur- en Milieufederatie Drenthe, het Wereldnatuurfonds, het Groninger Landschap en Natuur en Milieufederatie Groningen. De raad heeft deze visie niet als gemeentelijk beleidsstuk heeft aangemerkt of de visie heeft bekrachtigd. Om die reden hoeft de raad met dit document geen rekening te houden.

 

Uitvoerbaarheid (i)

Een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van een plan, waaronder ook de financiële uitvoerbaarheid is begrepen, kan slechts leiden tot vernietiging als de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het voorziene zonnepark binnen drie jaar na subsidieverlening niet operationeel zal zijn. De provincie Drenthe en alle gemeenten van de provincie hebben een brandbrief verstuurd naar de minister van Economische Zaken en Klimaat om snel tot een oplossing te komen voor de netaansluiting. De Nederlandse netbeheerders hebben hiervoor het platform GOPACS opgericht waarin zij oplossingen zoeken voor het congestieprobleem en nadenken over mogelijkheden om het elektriciteitsnetwerk te verzwaren. De raad heeft toegelicht dat het ongeveer vijf jaar gaat duren voordat het elektriciteitsnetwerk wordt uitgebreid, maar dat er ook op korte termijn wordt gewerkt aan een oplossing voor het congestieprobleem. Voor de Afdeling is dit voldoende om niet te twijfelen aan de uitvoerbaarheid.