(20-12-2016) RvSt kent planschadevergoeding toe ivm ligging woning nabij hoogspanningsleiding

BRON: FELTZ advocaten.

Planschadevergoeding voor aantasting woongenot in verband met nabije hoogspanningsleiding (Berbeevastgoedadvies: het betreft een bedrijfswoning bij een akkerbouwbedrijf, de hoogspanningsleiding ligt op ongeveer 130 meter afstand)

29 augustus 2016

In een uitspraak van 17 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2255) oordeelt de Afdeling dat appellant recht heeft op een planschadevergoeding van EUR 11.345,00 met wettelijke rente in verband met de aanwezigheid van een hoogspanningsleiding nabij zijn akkerbouwbedrijf en bedrijfswoning.

Appellant komt in beroep tegen het besluit van de raad uit 2013 om hem een planschadevergoeding van EUR 3403,35 toe te kennen. De oorzaak van de planschade ligt in een bestemmingsplan uit 2000 dat de aanleg van een hoogspanningsleiding mogelijk maakt. De schade bestaat volgens appellant uit onder meer aantasting van uitzicht, geluidsoverlast en psychische belasting in verband met kabels die dreigen te breken door toenemend extreem weer.

In een eerdere tussenuitspraak overwoog de Afdeling dat bij het taxatierapport onvoldoende rekening is gehouden met de invloed van de hoogspanningsleiding op de waarde van het akkerbouwbedrijf van appellant.

Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad opnieuw deskundigenadvies gevraagd, waarin wordt geconcludeerd dat de planologische nadelen van de hoogspanningsleiding beperkt zijn. Zo bestond volgens de deskundige de planologische mogelijkheid om windmolens op te richten, die eveneens horizonvervuiling en geluidsoverlast konden veroorzaken. De psychische schade die appellant heeft geleden door de dreiging van brekende kabels bij extreme weersomstandigheden kwalificeert volgens de deskundige als negatieve gevoelswaarde. Daarmee kan volgens vaste jurisprudentie geen rekening worden gehouden bij planschadevergoeding. De raad heeft dit advies als nadere motivering aangedragen voor het besluit tot planschadevergoeding van EUR 3403,35.

De Afdeling overweegt dat een bestuursorgaan in principe mag uitgaan van een deskundigenrapport als, kort gezegd, de feiten en omstandigheden objectief en onpartijdig zijn vastgesteld en de conclusies niet onbegrijpelijk zijn.

In dit geval kon de raad volgens de Afdeling niet van de uitkomsten van het deskundigenrapport uitgaan. De deskundige heeft bijvoorbeeld afmetingen van windturbines gehanteerd die in de praktijk niet voorkomen. Bij de invloed van de windturbines op de geluidsbelasting van de woning van appellant is de afstand tot de windturbines niet in aanmerking genomen.

De beleving van appellant en andere omwonenden bij het incident waarbij kortsluiting ontstond, kwalificeert volgens de Afdeling niet als negatieve gevoelswaarde. Het risico op een dergelijk incident rechtvaardigt de conclusie dat de hoogspanningsleiding objectief bezien in ruimtelijk opzicht een nadelige invloed op haar omgeving heeft en dit objectief gezien leidt tot minder woongenot. Kortom: het risico op zo’n incident moet worden betrokken bij de planschadevergoeding.

De Afdeling bepaalt dat de raad aan appellant een planschadevergoeding van EUR 11.345,00 moet toekennen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2000 tot de dag van betaling.

Voor de volledige uitspraak, klik hier