(16-1-2017) Pacht en Fosfaatrechten: Knepperhout en Korthals advocaten nov. 2016
Bron: Knepperhout en Korthals advocaten:
De invoering van fosfaatrechten voor de melkveehouderij lijkt een gegeven en houdt de gemoederen volop bezig. Er zal namelijk niet meer melkvee op een bedrijf mogen worden gehouden dan het aantal fosfaatrechten dat daarvoor op dat bedrijf beschikbaar is. Omdat fosfaatrechten verhandelbaar worden, biedt dat mogelijkheden voor bijvoorbeeld bedrijfsuitbreiding. Verhandelbaarheid betekent dat de rechten een vermogenswaarde krijgen en dat kan van belang worden bij een pachtovereenkomst.
Achtergrond fosfaatrechten
Sinds het vervallen van het melkquotum is de melkveestapel aanzienlijk gegroeid. Dit heeft ertoe geleid dat het fosfaatproductieplafond dat als voorwaarde aan de Nederlandse derogatiebeschikking is verbonden, is overschreden. Daarom bestaat de noodzaak om de fosfaatproductie te reguleren. Op 2 juli 2015 is daartoe een stelsel van fosfaatrechten voor de melkveehouderij aangekondigd.
Als de fosfaatproductie niet onder het plafond wordt gebracht, loopt Nederland het risico de derogatie te verliezen. Dat zal aanzienlijke gevolgen hebben voor de praktijk. Dit blijkt uit een rapport dat Wageningen UR in opdracht van de NZO heeft opgesteld. Nu de fosfaatrechten niet per 1 januari 2017 maar per 1 januari 2018 zullen worden ingevoerd, is dit risico toegenomen. In 2017 zal namelijk nog geen sprake zijn van een productiebeperking en dreigt een blijvende overschrijding van het productieplafond. Reden voor de vertraging is de strijdigheid van het stelsel van fosfaatrechten met de Europese staatssteunregels.
Stelsel van fosfaatrechten
Voor de invoering van fosfaatrechten wordt de Meststoffenwet gewijzigd. Daarin wordt een verbod opgenomen om in een kalenderjaar meer fosfaat met melkvee te produceren dan het op dat bedrijf rustende fosfaatrecht. Het aantal fosfaatrechten dat aan een bedrijf wordt toegekend, komt overeen met de forfaitaire productie van dierlijke meststoffen in een kalenderjaar door melkvee dat op 2 juli 2015 (peildatum) op het bedrijf is gehouden. Het wetsvoorstel voorziet in een zeer beperkte knelgevallenregeling.
Op het moment van invoering van de fosfaatrechten vindt een generieke afroming plaats om de totale fosfaatproductie te verlagen. Daarnaast vindt bij de overdracht van fosfaatrechten een afroming plaats, tenzij sprake is van overgang door erfopvolging, naar bloed- of aanverwanten of naar een bedrijf waarvan het fosfaatrecht eerder in het kalenderjaar is ontvangen. Dit draagt bij aan het verlagen van de fosfaatproductie tot onder het plafond. Vanaf het moment dat de productie onder het plafond is, komen de afgeroomde rechten in een fosfaatbank. De rechten uit deze fosfaatbank kunnen opnieuw worden toegedeeld. Daarvoor moeten bedrijven aan nader te bepalen criteria voldoen. Op deze wijze verworven rechten kunnen niet vrij worden verhandeld.
Aan wie komen de fosfaatrechten bij pacht toe?
Verhandelbare rechten betekent dat de rechten op geld kunnen worden gewaardeerd en daarmee komen we onherroepelijk weer in een oude pachtdiscussie. Van wie zijn de fosfaatrechten in een pachtrelatie: van de verpachter of de pachter?
Bij het melkquotum heeft de pachtkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (het Pachthof) bepaald dat het (verhandelbare) melkquotum aan de verpachter toebehoort onder gehoudenheid de helft van de waarde daarvan aan de pachter te vergoeden en mits deze pachter heeft bijgedragen aan het tot stand komen van het melkquotum. De pachter moest met andere woorden al pachter zijn in de referentiejaren (medio jaren ’80) en toen melk hebben geproduceerd op basis waarvan het melkquotum werd toegedeeld. Die lijn is vervolgens ook doorgetrokken bij andere productierechten, zoals het suikerquotum, varkensrechten en pluimveerechten.
Bij de toeslagrechten sloeg het Pachthof een andere richting in. Op basis van de beantwoording van vragen door het Europese Hof van Justitie oordeelde het Pachthof in 2010 dat de rechten aan de pachter toekwamen, dus zonder overdraagplicht aan de verpachter en ook zonder vergoedingsverplichting aan de verpachter.
De pachtkamer achtte het van wezenlijk belang dat de toekenning van toeslagrechten de voortzetting is van een stelsel van rechtstreekse inkomenssteun die onder meer tot doel heeft om de landbouwbevolking van een redelijke levensstandaard te verzekeren. Voor productierechten geldt dat niet, die dienen de ordening van de landbouwmarkt. Het Pachthof verwierp dan ook de opvatting dat voor productierechten en toeslagrechten vergelijkbare rechten zouden moeten gelden en oordeelde dus dat de inkomenssteun aan de pachter onaangetast moest blijven.
Recent heeft de pachtkamer van de Rechtbank Rotterdam deze overweging van het Pachthof doorgetrokken naar het systeem van betalingsrechten dat in 2015 het systeem van toeslagrechten heeft vervangen .
Het hiervoor besproken criterium zal in de procedure over de fosfaatrechten naar alle waarschijnlijkheid ook het criterium worden op basis waarvan beoordeeld gaat worden wie recht heeft op de fosfaatrechten en in welke mate en aan wie vergoeding daarvan toekomt bij vervreemding of beëindiging van de pachtovereenkomst. Daarover het volgende.
In de kern voorziet het stelsel van fosfaatrechten in marktordening. Het betreft immers een stelsel van productierechten dat ervoor moet zorgen dat de markt deugdelijk blijft functioneren in lijn met de geldende nationale en gemeenschapswetgeving. Zuiver daarnaar gekeken, is daarmee de kans groot dat het Pachthof zal oordelen dat de rechten van de verpachter zijn en dat bij beëindiging van de pachtovereenkomst de rechten aan de verpachter moeten worden overgedragen. Aangenomen mag worden dat het Pachthof dan wel zal verlangen dat de verpachter de pachter een gedeelte van de rechten moet vergoeden. Eveneens zal dan gelden dat de pachter zonder toestemming van de verpachter de fosfaatrechten niet aan een derde mag overdragen.
Zoals al aangegeven, is dit gebaseerd op de overweging die het Pachthof heeft opgenomen in de zaak over de betalingsrechten. Het kan uiteraard ook goed zijn dat het Pachthof van de jurisprudentie rond het melkquotum af wilde en in die overweging daar een grondslag voor heeft gevonden. Prof. mr. W. Bruil meent dat met deze uitspraak over de toeslagrechten mogelijk sprake is geweest van een trendbreuk (TAR 2016, nr. 9). Hij bepleit – zo lees ik het althans – in feite de oude benadering, namelijk dat heel precies moet worden gekeken naar de vraag in hoeverre de aan de pachter verpachte grond en bedrijfsgebouwen hebben bijgedragen aan de opbouw van het betreffende (productie)recht. Hij ziet bij fosfaatrechten een minder duidelijk verband tussen grond en toekenning fosfaatrecht dan bij melk en (zeker) bij suiker aan de orde is geweest. Met name omdat fosfaatrechten, anders dan bij melk ook zonder grondoverdracht kunnen worden overgedragen. Dat pleit volgens hem voor een sterker recht van de pachter op (de opbrengst van) de fosfaatrechten dan onder de melkquotumrechtspraak aan de orde was.
Onzes inziens blijft echter sowieso staan dat het verkrijgen van fosfaatrechten niet zodanig los kan worden gezien van de verpachte gronden en bedrijfsgebouwen dat de verpachter in het geheel geen rechten ten aanzien van de fosfaatrechten zou hebben. Ook deze benadering en indringender toets naar de wijze van totstandkoming van het fosfaatrecht zal maken dat de verpachter nog altijd rechten ten aanzien van de toe te kennen fosfaatrechten zal hebben, maar mogelijk wel minder dan onder het melkquotum (en daarop voortbouwende rechtspraak) het geval is geweest.